ECLI:NL:CRVB:2020:1054

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
18/1191 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugvordering van te veel betaalde WAO-uitkering en de vaststelling van de aflossingscapaciteit door het Uwv

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellante een bedrag van € 16.953,97 aan te veel betaalde WAO-uitkering moest terugbetalen. De aflossingscapaciteit was door het Uwv vastgesteld op € 68,20 per maand, wat maandelijks zou worden ingehouden op de WAO-uitkering van appellante. Appellante betwistte deze vaststelling en voerde aan dat zij niet in staat was om dit bedrag te betalen, en dat er meer werd ingehouden dan was afgesproken.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het Uwv terecht geen aanleiding had gezien om af te wijken van de vaste gedragslijn bij de vaststelling van de aflossingscapaciteit. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het Uwv alleen rekening mocht houden met de schulden van andere preferente schuldeisers en niet met de schuld van appellante aan haar zoon, die pas na de beslissing op bezwaar was ontstaan. De Raad oordeelde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de berekening van de aflossingscapaciteit in twijfel trokken.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van griffier C.I. Heijkoop, en werd openbaar uitgesproken op 29 april 2020.

Uitspraak

18/1191 WAO

Datum uitspraak: 29 april 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2018, 17/3193 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2020. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.M. Veringmeijer.

OVERWEGINGEN

1. Appellante dient in verband met de terugvordering van te veel betaalde WAO-uitkering een bedrag van € 16.953,97 aan het Uwv terug te betalen. Appellante heeft telefonisch en schriftelijk aangegeven dit bedrag niet te kunnen betalen. Naar aanleiding daarvan heeft het Uwv de aflossingscapaciteit vastgesteld op € 68,20 per maand en bij besluit van 2 maart 2017 beslist dat dit bedrag maandelijks zal worden ingehouden op de WAO-uitkering van appellante. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 15 mei 2017 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is – voor zover in hoger beroep van belang – overwogen dat het Uwv terecht geen aanleiding heeft gezien af te wijken van de vaste gedragslijn dat bij de vaststelling van de aflossingscapaciteit alleen rekening wordt gehouden met de schulden van andere preferente schuldeisers. In hetgeen appellante heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het Uwv de schuld van appellante aan haar zoon ook had moeten betrekken bij het vaststellen van de aflossingscapaciteit. Bovendien is een deel van die schuld pas na de beslissing op het bezwaar ontstaan.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er € 92,50 wordt ingehouden op haar uitkering in plaats van € 68,20. Ook klopt het niet dat ze € 146,- per maand overhoudt om van te leven en om haar zoon af te betalen. Ze heeft er daarbij op gewezen dat haar vaste lasten zijn gestegen en dat ze voor eten en boodschappen nu afhankelijk is van haar kinderen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ter beoordeling staat of het Uwv het termijnbedrag waarmee appellante de te veel betaalde uitkering maandelijks terug moet betalen op een lager bedrag had moeten vaststellen.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank wordt onderschreven. Appellante heeft in hoger beroep niets aangevoerd waaruit blijkt de aflossingscapaciteit niet correct is berekend. Het Uwv heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat het vastgestelde bedrag van € 68,20 een netto bedrag is, maar dat dit bedrag bij de inhouding op de uitkering wordt omgerekend naar een bruto bedrag van € 92,50. Dit bruto bedrag wordt vanaf juli 2017 maandelijks ingehouden op de bruto-uitkering van appellante. Doordat vanaf dat moment minder loonheffing op de uitkering is ingehouden, is de netto-uitkering die appellante ontvangt hoger dan bij inhouding van een netto bedrag van € 68,20. Appellante is door de inhouding van bruto € 92,50 dus niet benadeeld. Voor zover appellante stelt dat haar lasten zijn gestegen, kan zij bij het Uwv een wijziging van haar financiële situatie doorgeven, waarna het Uwv de aflossingscapaciteit opnieuw zal berekenen. De latere stijging van haar lasten, zoals vermeld in het hoger beroepschrift, kan echter bij de hier in geding zijnde berekening van de aflossingscapaciteit, die is gemaakt op 2 maart 2017 op basis van de toen door appellante verstrekte gegevens, niet worden betrokken.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2020.
(getekend) E. Dijt
(getekend) C.I. Heijkoop