2.10.Bij besluit van 24 mei 2018 (bestreden besluit) heeft de raad van bestuur de tegen de salariskortingen en het ontslagbesluit gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar gegrond verklaard, het ontslagbesluit en de salariskortingen herroepen, de raad van bestuur veroordeeld in de proceskosten van betrokkene en de raad van bestuur opgedragen aan betrokkene het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
4. In hoger beroep heeft de raad van bestuur zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Hoger beroep van de raad van bestuur
5.1.1.In artikel 12.10, eerste lid, van de CAO UMC is bepaald dat een medewerker eervol ontslag kan worden verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.
5.1.2.Op grond van artikel 12.10, tweede lid, van de CAO UMC kan dit ontslag slechts worden verleend indien:
a. de ongeschiktheid onafgebroken 104 weken heeft geduurd en;
b. herstel binnen een periode van zes maanden na deze 104 weken redelijkerwijs niet is te verwachten en;
c. het na een zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken de medewerker binnen het gezagsbereik van de werkgever andere passende arbeid aan te bieden, dan wel indien de medewerker geweigerd heeft andere passende arbeid te aanvaarden.
5.1.3.Artikel 12.10, vierde lid, van de CAO UMC schrijft voor dat ter bepaling van de in het tweede lid bedoelde periode van 104 weken perioden van ongeschiktheid voor de functie worden samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
5.1.4.Op grond van artikel 12.10, vijfde lid, van de CAO UMC wordt of sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b, en c bepaald op basis van de conclusies van het Uwv in het kader van de WIA-beoordeling.