ECLI:NL:CRVB:2020:1046
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bijzondere bijstand voor medische kosten van een hond
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om bijzondere bijstand voor de medische kosten van een hond. Verzoeker, die sinds 1997 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de medische kosten van zijn ernstig zieke hond. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen tot de algemene kosten van het bestaan behoren die verzoeker zelf moet voldoen uit zijn bijstandsinkomen. De rechtbank had het beroep van verzoeker ongegrond verklaard, waarna verzoeker in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde verzoeker aan dat zijn hond kanker heeft en dat hij niet over de financiële middelen beschikt om de noodzakelijke medische behandeling te betalen. Hij stelde dat de hond onmisbaar voor hem is, maar de Raad oordeelde dat verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een medische of psychosociale noodzaak bestaat voor het houden van de hond. De enkele stelling dat de hond als puppy in huis is genomen, was onvoldoende om aan te tonen dat de kosten voor de hond voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De Raad concludeerde dat verzoeker niet aan de voorwaarden voor bijstandsverlening voldeed, omdat hij niet had aangetoond dat er een medische of psychosociale noodzaak was voor het houden van de hond. Ook was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.