ECLI:NL:CRVB:2020:1026
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van suppletie in verband met verhuizing en de beoordeling van bijzondere bijstand
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de suppletie die appellante ontving in het kader van de bijzondere bijstand, na haar verhuizing naar een andere gemeente. Appellante, die sinds 4 december 2014 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW), had bijzondere bijstand aangevraagd voor borgstelling en suppletie in verband met een lening voor woninginrichting. Het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren heeft de bijstand beëindigd na de verhuizing van appellanten naar de gemeente Mook en Middelaar. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat het recht op bijstand afhankelijk is van de woonplaats van de belanghebbende, zoals vastgelegd in de PW. Appellanten voerden aan dat de bijzondere bijstand beoordeeld moet worden op het moment van toekenning, maar de Raad oordeelt dat het college de suppletie maandelijks kan beoordelen en beëindigen indien niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan. De Raad bevestigt dat de suppletie en de borgstelling los van elkaar staan, en dat de borgstelling niet beëindigd is door de beëindiging van de suppletie. Uiteindelijk wordt het hoger beroep van appellanten afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.