ECLI:NL:CRVB:2020:1013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk strafontslag wegens plichtsverzuim en oneigenlijk gebruik van BRP
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, werkzaam bij de gemeente Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafontslag dat haar was opgelegd wegens plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het aanzetten van een collega tot het oneigenlijk raadplegen van de Basis Registratie Personen (BRP).
De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het college van burgemeester en wethouders had appellante in 2016 een voorwaardelijk ontslag opgelegd, dat niet ten uitvoer werd gelegd zolang zij zich niet opnieuw schuldig maakte aan plichtsverzuim. In 2017 heeft appellante echter opnieuw een collega aangespoord om de BRP te raadplegen, wat leidde tot de beslissing van het college om het voorwaardelijk ontslag ten uitvoer te leggen.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk ontslag zijn vervuld. De Raad oordeelde dat het college de belangen van appellante en de omstandigheden van de zaak voldoende had afgewogen. De uitspraak bevestigde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde, en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.
De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, met L.R. Daman als griffier, en vond plaats in het openbaar.