ECLI:NL:CRVB:2020:1
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als storingsmonteur werkzaam was, had zich op 27 juni 2014 ziek gemeld met rugklachten en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn ZW-uitkering per 13 december 2015, omdat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusies van een onafhankelijke deskundige, orthopedisch chirurg dr. R.E.A.M. Zwartelé, had gevolgd. Deze deskundige had vastgesteld dat de medische beperkingen van appellant correct waren weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de geselecteerde functies voor appellant medisch geschikt waren. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen en dat er nieuwe medische stukken waren die niet waren meegewogen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische onderbouwing heeft gepresenteerd die zijn standpunt ondersteunt. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.