ECLI:NL:CRVB:2019:943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor trapondersteuning op een fiets in het kader van de WMO als voorliggende voorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor trapondersteuning op een driewielfiets, nadat hij eerder een vergoeding had ontvangen voor de aanschaf van deze fiets. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had de aanvraag afgewezen, met de reden dat de kosten voor aanpassingen aan de fiets uit het eerder toegekende budget moesten worden betaald. De appellant stelde dat de WMO-voorziening niet voldeed aan zijn behoeften, maar de Raad oordeelde dat de WMO als voorliggende voorziening moet worden beschouwd. De Raad concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen.