ECLI:NL:CRVB:2019:942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als medewerker in de tuinbouw werkte, had zich in 2006 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd vastgesteld dat appellante met ingang van 25 november 2015 niet meer arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Appellante stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische problematiek, waaronder PTSS en paniekstoornissen, en verzocht om een onafhankelijke deskundige. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante correct hadden ingeschat. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar psychische klachten. De Raad zag geen aanleiding voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.