ECLI:NL:CRVB:2019:941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- W.H. Bel
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de boete opgelegd door het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland na schending van de inlichtingenverplichting door appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2017. De zaak betreft een boete die is opgelegd aan appellante door het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland wegens het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting. De intrekking van bijstand en de terugvordering van een bedrag van € 64.260,85 zijn aan de orde, waarbij de intrekking betrekking heeft op de periode van 18 februari 2011 tot 1 mei 2015. De boete, oorspronkelijk vastgesteld op € 8.100,-, is na bezwaar verlaagd tot € 1.160,- op basis van de draagkracht van appellante.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het dagelijks bestuur de beslistermijn van artikel 5:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft overschreden en dat dit aanleiding had moeten zijn om de boete verder te matigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de overschrijding van de termijn van dertien weken, die een termijn van orde betreft, niet leidt tot een verdere matiging van de boete. De Raad stelt vast dat de boete evenredig is aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van appellante.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de boete in stand is gelaten. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.