ECLI:NL:CRVB:2019:940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op salaris vanwege arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van werkomstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, werkzaam bij de gemeente Lopik, had zich op 13 maart 2017 ziek gemeld en kreeg op 21 september 2017 een korting van 10% op haar salaris vanwege arbeidsongeschiktheid. Dit besluit werd door het college van burgemeester en wethouders van Lopik genomen op basis van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO). De appellante was van mening dat de werkomstandigheden een buitensporig karakter droegen, wat haar arbeidsongeschiktheid zou rechtvaardigen voor volledige doorbetaling van haar salaris. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellante sinds haar ziekmelding arbeidsongeschikt was en dat haar arbeidsongeschiktheid langer dan zes maanden had geduurd. De kern van het geschil was of de appellante recht had op doorbetaling van haar volledige salaris op basis van de stelling dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. De Raad oordeelde dat de appellante niet had aangetoond dat de werkomstandigheden objectief bezien een buitensporig karakter hadden. De beschrijving van de voorvallen die de appellante had aangedragen, werd als subjectief beoordeeld en niet als voldoende bewijs voor buitensporige omstandigheden.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg waren om als buitensporig te worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve beoordeling van werkomstandigheden in relatie tot arbeidsongeschiktheid.