ECLI:NL:CRVB:2019:934
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een werknemer na een bedrijfsongeval en de weigering van een WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als eerste monteur werkzaam was, had zijn linkerpink verloren bij een bedrijfsongeval en meldde zich later ziek vanwege lichamelijke en psychische klachten. Hij vroeg een WIA-uitkering aan, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts de relevante medische gegevens had bestudeerd en dat er geen aanleiding was om aanvullende informatie op te vragen bij de behandelend sector. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de eerdere conclusies zou kunnen weerleggen. De Raad onderschreef de bevindingen van de rechtbank en concludeerde dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellant.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagde.