ECLI:NL:CRVB:2019:90
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van besluiten inzake ziekengeld op basis van de Ziektewet na herbeoordeling van de belastbaarheid van de appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en huidklachten, was in eerste instantie door het Uwv in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, werd vastgesteld dat de appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn psychische beperkingen en huidklachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op basis van nieuwe informatie van de behandelend dermatoloog had aangepast en dat er geen onderbouwing was voor de stelling van de appellant dat hij meer beperkingen had dan vastgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor de appellant en dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat hij met ingang van 6 februari 2016 geen recht meer had op ziekengeld.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaard, maar het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.068,- bedragen, en is bepaald dat het Uwv het griffierecht vergoedt.