ECLI:NL:CRVB:2019:882
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichting- en stofferingskosten, maar het college van burgemeester en wethouders van Schiedam had deze aanvraag afgewezen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college ten onrechte had afgezien van het horen van de appellant op zijn bezwaar. De rechtbank had echter de schending van de hoorplicht gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en geen proceskostenvergoeding toegekend.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij door de handelwijze van het college benadeeld is, omdat de motivering van het primaire besluit was gewijzigd zonder dat hij de kans had gekregen om hierop te reageren. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank onterecht geen proceskostenvergoeding heeft toegekend, aangezien het college in strijd met de Awb had gehandeld door de appellant niet te horen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, zowel in beroep als in hoger beroep, en heeft het betaalde griffierecht vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van het horen van partijen in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze hoorplicht, evenals de verplichting om proceskosten te vergoeden in gevallen waar dit rechtens is vereist.