ECLI:NL:CRVB:2019:881
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vergoeding voor huishoudelijke hulp op basis van energetische beperkingen
Op 7 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 6 juli 2018, waarin zijn aanvraag voor een vergoeding van huishoudelijke hulp op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) was afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, geboren in 1950, in augustus 2017 een aanvraag indiende voor toekenning op basis van de AOR. Het verzoek om huishoudelijke hulp werd afgewezen omdat er geen medische noodzaak was aangetoond voor deze voorziening.
Tijdens de zitting op 7 februari 2019 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat zijn psychische klachten, met name slaapproblemen, hem belemmerden in het uitvoeren van huishoudelijke taken. De Raad heeft echter geconcludeerd dat er geen energetische beperkingen zijn vastgesteld die de gevraagde voorziening medisch noodzakelijk maken. Dit oordeel is gebaseerd op het advies van de geneeskundig adviseur A.M. Ohlenschlager, die na een persoonlijk onderhoud met appellant geen beperkingen heeft geconstateerd.
De Raad heeft het bestreden besluit als deugdelijk en goed gemotiveerd beoordeeld. De afwijzing van de vergoeding voor huishoudelijke hulp is in stand gelaten, omdat appellant niet is benadeeld door een geconstateerd gebrek in de procedure. De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en geen proceskosten toegewezen, aangezien er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn aangetoond.