ECLI:NL:CRVB:2019:847

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
18-652 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsrecht na niet tijdig overleggen van bankafschriften

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2017. De zaak betreft de intrekking van het recht op bijstand van appellante, omdat zij niet de gevraagde bankafschriften heeft overgelegd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de opschorting van het recht op bijstand terecht was, en appellante had hiertegen geen bezwaar gemaakt.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellante een verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig overleggen van de bankafschriften. Ondanks de omstandigheden die appellante heeft aangevoerd, waaronder psychische problemen als gevolg van een gewelddadige overval in 2007, is niet aangetoond dat zij niet in staat was om de gevraagde documenten tijdig aan te leveren. De verklaringen van haar huisarts en andere betrokkenen zijn niet voldoende specifiek om aan te tonen dat appellante niet in staat was om aan de verzoeken van het college te voldoen.

De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, en het hoger beroep van appellante slaagt niet. Er is geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

18.652 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2017, 17/1899 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)
Datum uitspraak: 27 februari 2019
Zitting heeft: G.M.G. Hink als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: F.H.R.M. Robbers
Voor appellante is mr. M. Rotgans, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.A. de Vreij.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
In geding is een besluit tot intrekking na opschorting van het recht op bijstand, omdat appellante onder meer de gevraagde bankafschriften niet heeft overgelegd.
Tegen de opschorting van het recht op bijstand heeft appellante geen bezwaar gemaakt. Verder is niet in geschil dat appellante de gevraagde bankafschriften niet tijdig heeft overgelegd en evenmin dat die bankafschriften voor de vaststelling van het recht op bijstand relevante gegevens betreffen.
Tussen partijen is in geschil of appellante een verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig overleggen van de gevraagde bankafschriften.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellante met de overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Uit deze stukken blijkt dat appellante jarenlang gevolgen heeft ondervonden van een gewelddadige overval in 2007. Hoe betreurenswaardig deze situatie ook is, uit de verklaringen van de huisarts, de wijkcoach en de advocaat in de strafzaak van appellante blijkt niet dat appellante niet in staat was om tijdig de gevraagde bankafschriften over te leggen. Dat de huisarts verklaart dat appellante psychische problemen heeft gekregen en door stress veel afspraken niet is nagekomen, is daartoe onvoldoende concreet en specifiek. Evenmin is gebleken dat appellante niet in staat was om uitstel te vragen.
Dit betekent dat appellante een verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig overleggen van de gevraagde bankafschriften, zodat de bijstand terecht is ingetrokken.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) F.H.R.M Robbers (getekend) G.M.G. Hink
lh