ECLI:NL:CRVB:2019:840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2018. De appellant had een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag voor het jaar 2016, welke was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college handhaafde deze afwijzing na bezwaar bij een besluit van 13 april 2017. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.
Tijdens het hoger beroep heeft het college op 14 februari 2019 alsnog de individuele inkomenstoeslag voor het jaar 2016/2017 toegekend aan de appellant. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant geen procesbelang meer had bij een beoordeling van de eerdere uitspraak van de rechtbank, aangezien zijn bezwaren volledig waren gehonoreerd. De Centrale Raad van Beroep verklaarde daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal. De griffier van de zitting was V.Y. van Almelo, en de voorzitter van de zitting was W.H. Bel. De uitspraak is relevant voor het bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, en benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep.