ECLI:NL:CRVB:2019:840

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
18-2707 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2018. De appellant had een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag voor het jaar 2016, welke was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college handhaafde deze afwijzing na bezwaar bij een besluit van 13 april 2017. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.

Tijdens het hoger beroep heeft het college op 14 februari 2019 alsnog de individuele inkomenstoeslag voor het jaar 2016/2017 toegekend aan de appellant. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant geen procesbelang meer had bij een beoordeling van de eerdere uitspraak van de rechtbank, aangezien zijn bezwaren volledig waren gehonoreerd. De Centrale Raad van Beroep verklaarde daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal. De griffier van de zitting was V.Y. van Almelo, en de voorzitter van de zitting was W.H. Bel. De uitspraak is relevant voor het bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, en benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep.

Uitspraak

18.2707 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2018, 17/2792 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 26 februari 2019
Zitting hebben: W.H. Bel als voorzitter en E.C.R. Schut en G.M.G. Hink als leden
Griffier: V.Y. van Almelo
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 26 februari 2019. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Het college heeft bij besluit van 28 december 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 april 2017 (bestreden besluit), de aanvraag van appellant om een individuele inkomenstoeslag voor het jaar 2016 op grond van de Participatiewet afgewezen. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Hangende het hoger beroep heeft het college bij besluit van 14 februari 2019 appellant de individuele inkomenstoeslag voor het jaar 2016/2017 alsnog toegekend. Gelet op de inhoud van zijn brieven van 15 en 21 februari 2019 zal het college appellant de kosten van bezwaar (twee punten, € 1.024,-), de proceskosten in beroep en hoger beroep (drie punten, € 1.536,-) en het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (€ 172,-) vergoeden.
Aangezien het college aldus volledig is tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant, heeft hij geen procesbelang meer bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) V.Y. van Almelo (getekend) W.H. Bel
md