ECLI:NL:CRVB:2019:835
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor brillen op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 juni 2017 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk ongegrond verklaarde. Appellant had op 8 mei 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van vier brillen, die hij al had aangeschaft en betaald voordat hij de aanvraag indiende. Het college heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW), omdat de kosten al waren gemaakt en er geen recht op bijzondere bijstand bestond.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 maart 2019 geoordeeld dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De Raad overweegt dat appellant op het moment van de aanvraag al in de kosten had voorzien, waardoor de kosten zich niet meer voordeden. De Raad heeft ook de argumenten van appellant, dat hij geen inkomen had en dat de aanvraag bedoeld was om een schuld aan de bewindvoerder af te lossen, verworpen. De Raad concludeert dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor de kosten van de brillen, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, met V.Y. van Almelo als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2019. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.