ECLI:NL:CRVB:2019:823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake bijzondere bijstand voor advocaatkosten
Op 26 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellant had op 27 juni 2016 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor advocaatkosten op basis van de Participatiewet. Het college heeft deze aanvraag op 19 juli 2016 afgewezen. Vervolgens heeft het college op 3 oktober 2016 het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De appellant stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt en dat hij het bezwaarschrift op 24 augustus 2016 ter post had bezorgd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de bezwaartermijn liep van 20 juli 2016 tot en met 30 augustus 2016 en dat het bezwaarschrift pas op 1 september 2016 ter post was bezorgd, wat na de termijn was. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat het bezwaarschrift eerder was verzonden dan de poststempel aangaf. Hierdoor was de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden.