ECLI:NL:CRVB:2019:814
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en geschiktheid voor arbeid in de functie van productiemedewerker
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die als productiemedewerker in een kaasfabriek werkte, had zich op 3 juli 2014 ziek gemeld met psychische klachten. Na een periode van ziekengeld, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat de appellant per 22 juni 2015 niet langer recht had op ziekengeld, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn laatst verrichte arbeid. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gehouden. De appellant was van mening dat zijn psychische klachten en beperkingen niet goed waren ingeschat en dat hij niet in staat was om zijn werk te verrichten vanwege de vereiste handelingstempo en deadlines.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om te twijfelen aan de beoordeling van de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts. De Raad oordeelde dat de appellant niet met voldoende medische onderbouwing had aangetoond dat zijn klachten per datum in geding waren onderschat. De Raad bevestigde dat de appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat werd geacht om zijn werk als productiemedewerker uit te voeren, omdat dit werk geen hoge druk of deadlines met zich meebracht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.