ECLI:NL:CRVB:2019:812
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-loonaanvullingsuitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen. Appellante, die voorheen werkzaam was als medewerker tuinbouw, heeft zich in 2006 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv heeft in 2008 vastgesteld dat zij recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar in 2015 is haar arbeidsongeschiktheid op 0% vastgesteld na een herbeoordeling. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting heeft appellante herhaald dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische problematiek, waaronder PTSS en paniekstoornissen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hebben verzameld om tot hun conclusies te komen. De Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat appellante in staat is om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen, omdat de verzekeringsartsen een volledig beeld van appellante's gezondheidssituatie hebben gehad. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen veroordeling in proceskosten.