Uitspraak
2 februari 2016, 14/3678 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
€ 500,- per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en had op 27 november 2018 een gewijzigde beslissing op bezwaar ontvangen, waarbij aan zijn bezwaren werd tegemoetgekomen. De appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) als partij aangemerkt en het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.
De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bestuursrechter bevoegd is om een bestuursorgaan te veroordelen tot schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatig besluit. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure in deze zaak met ruim één jaar en bijna drie maanden is overschreden. De totale procedure heeft meer dan vijf jaar geduurd, terwijl de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties in beginsel niet langer dan vier jaar mag duren. De Raad heeft ook overwogen dat de overschrijding van de redelijke termijn leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan de appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de mogelijkheid voor schadevergoeding bij overschrijding daarvan. De Centrale Raad van Beroep heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de appellant, waarmee de Raad de belangen van de appellant heeft beschermd en recht heeft gedaan aan de overschrijding van de redelijke termijn.