ECLI:NL:CRVB:2019:771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten in de vorm van een lening
In deze zaak heeft appellant bijzondere bijstand voor inrichtingskosten aangevraagd, welke door het college van burgemeester en wethouders van Hilversum is toegekend in de vorm van een geldlening van € 3.366,-. Dit besluit is genomen op basis van artikel 51, eerste lid, van de Participatiewet (PW). De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant was van mening dat het college, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, de bijstand om niet had moeten verstrekken in plaats van als lening. Hij heeft zijn ouderlijk huis moeten verlaten en heeft geen mogelijkheid gehad om te reserveren. Daarnaast heeft hij aangegeven dat zijn jonge leeftijd en de studieschuld die hij heeft, meegewogen hadden moeten worden in de besluitvorming.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de bijstand in de vorm van een lening toe te kennen. Het college heeft zich gehouden aan een vaste gedragslijn voor statushouders, waarbij bijzondere bijstand voor de eerste aanschaf van woninginrichting in de vorm van een lening wordt verstrekt. De Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om te concluderen dat het college deze gedragslijn niet had mogen volgen in zijn situatie. Bovendien dient het college bij de terugbetaling van de lening rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van appellant.
De rechtbank heeft de beoordeling van het bestreden besluit echter ten onrechte gebaseerd op artikel 48, eerste lid, van de PW. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden bevestigd, maar heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is ondertekend door de griffier en de voorzitter.