ECLI:NL:CRVB:2019:741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag van de WAO-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die in 1997 uitviel voor haar werk door nek-, arm- en longklachten, had een WAO-uitkering ontvangen. Na een verzekeringsgeneeskundig heronderzoek in 2014, waarbij een psychiatrische expertise door psychiater H. Kondakçi werd uitgevoerd, heeft het Uwv de arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 45-55%. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij de medische grondslag van het bestreden besluit heeft onderschreven. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv de WAO-uitkering van appellante correct heeft vastgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellante ingebrachte informatie over haar beperkingen niet leidde tot een andere conclusie, omdat deze niet betrekking had op haar medische situatie begin 2016. De Raad heeft de conclusies van psychiater Kondakçi en de verzekeringsarts als zorgvuldig en overtuigend beoordeeld. De geselecteerde functies zijn passend bevonden, en het hoger beroep van appellante is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.