Uitspraak
18.4541 APPA
.Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opschorting van de uitbetaling van de Appa-uitkering aan appellant. Appellant, die van maart 2002 tot april 2006 en opnieuw vanaf april 2010 in de gemeente Helmond werkzaam was, ontving een uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) na zijn aftreden in juli 2013. De uitkering werd voortgezet op basis van arbeidsongeschiktheid. Echter, het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft op basis van een voorlopige tenlastelegging van het Arrondissementsparket Oost-Brabant, waarin appellant wordt verdacht van illegale financiële verrijking, de uitbetaling van de uitkering opgeschort. Appellant heeft geweigerd de gevraagde informatie over zijn inkomsten te verstrekken, wat het college heeft doen besluiten om de uitkering per direct op te schorten. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de Raad oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld. De Raad stelt vast dat appellant niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichting op grond van artikel 134a van de Appa, waardoor de opschorting van de uitkering gerechtvaardigd is. De Raad verwierp ook het betoog van appellant dat de inlichtingenverplichting in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.