ECLI:NL:CRVB:2019:657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing sollicitatie en beoordeling geschiktheid kandidaten in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een militair, had gesolliciteerd naar een functie binnen de krijgsmacht, maar zijn sollicitatie werd afgewezen omdat hij niet de meest geschikte kandidaat was. De staatssecretaris van Defensie had deze beslissing genomen op basis van een selectiematrix waarin een andere kandidaat een hogere score had behaald. Tijdens de zitting erkende de appellant dat hij niet de meest geschikte kandidaat was en verklaarde hij daar vrede mee te hebben. De Raad oordeelde dat, zelfs als de gekozen kandidaat niet aan alle functie-eisen voldeed, de appellant geen aanspraak kon maken op de functie omdat er een andere kandidaat was die beter geschikt was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het bezwaar van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor financiële compensatie of om de appellant in een betere positie te brengen voor toekomstige sollicitaties. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van geschiktheid van kandidaten in het ambtenarenrecht en de rol van de selectiematrix in dit proces.