ECLI:NL:CRVB:2019:635

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
17/3403 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na verzekeringsgeneeskundig onderzoek en geschiktheid voor functie brugwachter

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn ZW-uitkering te beëindigen. Appellant, die in 2011 uitviel voor zijn werkzaamheden als machinaal houtbewerker, had eerder geen WIA-uitkering gekregen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na zich in 2015 ziek te melden met psychische klachten, astma en polsklachten, ontving hij ZW. Het Uwv concludeerde na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat appellant geschikt was voor de functie van brugwachter, sluiswachter, en beëindigde zijn uitkering per 3 februari 2016.

Appellant voerde in beroep aan dat hij door zijn klachten niet in staat was deze functie te vervullen. De rechtbank Rotterdam verklaarde zijn beroep ongegrond, wat appellant tot hoger beroep leidde. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt en voegde hij nieuwe medische informatie toe, maar de Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig had gehandeld. De Raad bevestigde dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was de functie te vervullen, en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

17.3403 ZW

Datum uitspraak: 27 februari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
21 maart 2017, 16/4510 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Folkers, advocaat, hoger beroep ingesteld en stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Folkers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is in 2011 met rechter polsklachten uitgevallen voor zijn werkzaamheden als machinaal houtbewerker. Het Uwv heeft appellant met ingang van 23 september 2013 geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, omdat appellant op grond van passende functies minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Vanuit de situatie dat hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet heeft appellant zich per 24 juni 2015 ziek gemeld met psychische klachten, astma en polsklachten. Hij is vervolgens in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
Op 27 januari 2016 is appellant gezien op het spreekuur van een verzekeringsarts, die appellant per 3 februari 2016 in staat heeft geacht de eerder in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functie van brugwachter, sluiswachter te vervullen. Bij besluit van 27 januari 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 3 februari 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld.
1.3.
Bij besluit van 22 juni 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 3 februari 2016 ongegrond verklaard. Aan dat besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 juni 2016 ten grondslag.
2.1.
Appellant heeft in beroep aangevoerd dat hij door zijn lichamelijke en psychische klachten niet in staat is de functie van brugwachter, sluiswachter te vervullen. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de artsen van het Uwv zijn psychische beperkingen te licht hebben ingeschat, heeft hij verwezen naar informatie van de behandelend psychiater van 20 januari 2017.
2.2.
De rechtbank heeft het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, samengevat, overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn om te oordelen dat het medisch onderzoek door het Uwv onjuist of onzorgvuldig is verlopen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk toegelicht waarom appellant, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat moet worden geacht de functie van brugwachter, sluiswachter te kunnen vervullen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat de artsen van het Uwv zijn beperkingen te licht hebben ingeschat en dat hij door zijn psychische klachten, polsklachten, astma en problemen aan zijn gehoor niet in staat is om de functie van brugwachter, sluiswachter te vervullen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant informatie ingezonden van [naam bedrijf] en een door [naam] opgesteld Ontwikkelplan van
19 september 2018. Hij heeft de Raad verzocht een deskundige te benoemen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot het volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de eindewachttijdbeoordeling van de aanspraak van de verzekerde op een uitkering op grond van de Wet WIA. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn voorgehouden bij die vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht. De rechtbank heeft ook met juistheid geoordeeld dat met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 juni 2016, in samenhang met de in beroep ingebrachte rapporten van deze verzekeringsarts van 31 januari 2016 en 20 september 2016 een inzichtelijke en afdoende onderbouwing is gegeven van het bestreden besluit.
4.3.
Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep nog is aangevoerd wordt het volgende overwogen. De in hoger beroep door appellant overgelegde medische informatie biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van de belastbaarheid van appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte bij de heroverweging in bezwaar onder meer over informatie van de behandelend psychiater van 12 april 2016 waarin is beschreven dat bij appellant sprake is van een ernstige depressie geluxeerd door psychosociale problemen. Bij appellant is geen sprake van wanen of andere psychotische verschijnselen. Verder is er sprake van een helder bewustzijn en normale oriëntatie en een aandacht die goed te trekken en te behouden is. Op grond van deze bevindingen is de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgegaan van een verminderde psychische belastbaarheid. Het in hoger beroep ingezonden ontwikkelplan van 19 september 2018 biedt geen aanknopingspunten voor verdergaande beperkingen op de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts voldoende toegelicht dat de belasting in het werk van brugwachter, sluiswachter op psychisch gebied weinig vergt en dat appellant deze functie ondanks de bij hem bestaande psychische beperkingen zou moeten kunnen vervullen. Ten aanzien van de ingebrachte informatie van [naam bedrijf] , waaruit blijkt dat appellant met het rechteroor minder goed hoort, heeft het Uwv terecht gesteld dat de functie brugwachter, sluiswachter geen bijzondere belasting kent ten aanzien van het aspect horen.
4.4.
Nu er geen twijfel bestaat dat appellant − ondanks de bij hem vastgestelde
beperkingen − in staat is de functie brugwachter, sluiswachter te verrichten, is er geen aanleiding voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige, zoals door appellant verzocht. Het Uwv heeft terecht het ziekengeld van appellant met ingang van 3 februari 2016 beëindigd.
4.5.
De overwegingen in 4.1 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2019.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) W.M. Swinkels
ew