ECLI:NL:CRVB:2019:574

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
17/6340 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van besluit inzake terugvordering bijstandsuitkering onder de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 12 juli 2016 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet de gevraagde informatie had verstrekt. Tevens had het college een voorschot van € 2.490,17 teruggevorderd. De appellant ging in bezwaar tegen deze besluiten, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond en corrigeerde het terugvorderingsbedrag naar € 835,46.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde de appellant aan dat het college het terugvorderingsbesluit niet had herroepen, wat volgens hem noodzakelijk was voor de rechtszekerheid. De Raad oordeelde echter dat het college het terugvorderingsbesluit wel degelijk had herroepen, omdat het college het bedrag van de terugvordering had gecorrigeerd naar het juiste bedrag van de laatste voorschotverlening. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.

De uitspraak werd gedaan door M. Schoneveld, met J.M.M. van Dalen als griffier. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17 6340 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 19 februari 2019
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
14 augustus 2017, 17/753 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H.H. Veurtjes, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben desgevraagd verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 12 juli 2016 gemeld voor het indienen van een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet. Het college heeft appellant om nadere gegevens gevraagd en een voorschot van € 835,46 verleend. Bij besluit van 13 september 2016 heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellant niet de gevraagde informatie had verstrekt
.Bij besluit van eveneens 13 september 2016 heeft het college een bedrag van
€ 2.490,17 als betaald voorschot van appellant teruggevorderd (terugvorderingsbesluit)
.
1.2.
Bij besluit van 30 januari 2017 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen de besluiten van 13 september 2016 ongegrond verklaard en voorts het bedrag van de terugvordering gecorrigeerd en vastgesteld op € 835,46.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft aangevoerd dat het college het terugvorderingsbesluit in strijd met het bepaalde in artikel 7:11 van de Awb niet heeft herroepen. Herroeping is volgens appellant vereist voor de rechtszekerheid. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.2.
Op grond van artikel 7:11, tweede lid, van de Awb herroept het bestuursorgaan het primaire besluit voor zover de heroverweging in bezwaar daartoe aanleiding geeft. Voor zover nodig neemt het bestuursorgaan in de plaats daarvan een nieuw besluit. Van herroepen in de zin van artikel 7:11 van de Awb is sprake indien het (primaire) besluit wordt ingetrokken of naar zijn rechtsgevolgen wordt gewijzigd.
4.3.
Het college heeft bij het bestreden besluit vastgesteld dat in het terugvorderingsbesluit ten onrechte het totale schuldbedrag van appellant aan het college is opgevoerd en heeft de hoogte van de terugvordering vervolgens gecorrigeerd naar het correcte bedrag van de laatste voorschotverlening, te weten € 835,46. Nu het terugvorderingsbesluit aldus naar zijn rechtsgevolgen, te weten de hoogte van het teruggevorderde bedrag, een wijziging heeft ondergaan, is in zoverre sprake van herroeping van het terugvorderingsbesluit. Het college heeft het terugvorderingsbesluit dus, anders dan appellant heeft aangevoerd, wel herroepen.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2019.
(getekend) M. Schoneveld
(getekend) J.M.M. van Dalen
rh