ECLI:NL:CRVB:2019:562
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-loonaanvullingsuitkering en medische belastbaarheid
Op 20 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die sinds 2007 in aanmerking kwam voor een loongerelateerde WGA-uitkering, had in 2015 te maken met een stopzetting van haar WGA-loonaanvullingsuitkering door het Uwv. Dit gebeurde omdat zij niet op het spreekuur was verschenen. Na een verzoek om herleving van haar recht op uitkering, heeft het Uwv in 2016 vastgesteld dat appellante recht had op een WGA-vervolguitkering. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet was uitgenodigd voor de openbare uitspraak en dat er sprake was van naamsverwisseling in de procedure. De Raad oordeelde dat de rechtbank op juiste wijze had gehandeld en dat er geen aanknopingspunten waren voor de stelling van appellante over naamsverwisseling. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde medische belastbaarheid van appellante. De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat het vermelden van een onjuiste functienaam geen gevolgen had voor de mate van arbeidsongeschiktheid.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.