ECLI:NL:CRVB:2019:553
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende inzicht in inkomsten uit kapperswerkzaamheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Appellante, die sinds 26 juni 2009 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had haar bijstandsaanvraag ingediend op 17 juni 2016, na een eerdere beëindiging van haar bijstand per 1 januari 2016. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat appellante onvoldoende gegevens had verstrekt over haar inkomsten uit kapperswerkzaamheden in de periode van 1 januari 2016 tot 24 mei 2016.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat appellante niet aan haar wettelijke inlichtingenverplichting heeft voldaan. De Raad stelt vast dat de gegevens die appellante heeft verstrekt over haar inkomsten onvoldoende zijn om haar recht op bijstand vast te stellen. Appellante heeft weliswaar aangegeven dat zij € 650,- heeft verdiend met haar werk als kapster, maar heeft dit niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die tot inwilliging van de aanvraag nopen.
De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het college terecht om aanvullende gegevens heeft verzocht en dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag gerechtvaardigd is. De Raad wijst erop dat appellante onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie en dat dit voor haar rekening komt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.