ECLI:NL:CRVB:2019:552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van bijstandsverlening wegens verblijf in het buitenland en de beoordeling van zeer dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW), was op vakantie naar Marokko gegaan en had langer dan vier weken buiten Nederland verbleven. Het dagelijks bestuur van het Werkplein Hart van West-Brabant had de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening tijdens haar verblijf in het buitenland. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep was de centrale vraag of er zeer dringende redenen waren die bijstandsverlening tijdens de periode van verblijf in Marokko rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een acute noodsituatie en dat appellante op de hoogte was van de gevolgen van haar langdurige afwezigheid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de omstandigheden die appellante aanvoerde geen zeer dringende redenen vormden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat appellante in Marokko door haar familie werd verzorgd en onderhouden, wat betekende dat in haar levensonderhoud werd voorzien.
De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd in het openbaar uitgesproken, en de griffier en de voorzitter hebben de uitspraak ondertekend. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.