ECLI:NL:CRVB:2019:531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde money-transfers
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de herziening van de bijstandsverlening aan appellant over verschillende maanden in 2011, 2012 en 2014, en de terugvordering van een bedrag van € 4.067,95 aan ten onrechte verstrekte bijstand. De terugvordering is gebaseerd op het feit dat appellant in die maanden via money-transfers in totaal € 11.530,- heeft ontvangen, maar deze inkomsten niet heeft gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarmee hij zijn wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat appellant, gezien de omvang van de transfers, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat deze van belang waren voor zijn recht op bijstand. Appellant had bovendien de mogelijkheid om bij het college om opheldering te vragen over zijn meldingsplicht, maar heeft dit nagelaten.
De Raad oordeelde verder dat het aan appellant was om aan te tonen dat hij recht op bijstand zou hebben gehad als hij de inlichtingenverplichting was nagekomen, maar hij is hierin niet geslaagd. De verklaringen die appellant in bezwaar had overgelegd waren te algemeen en niet onderbouwd met verifieerbare gegevens. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.