ECLI:NL:CRVB:2019:516

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
18-2284 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende duidelijkheid over financiële situatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 20 maart 2018. De appellant had een aanvraag voor bijstandsverlening ingediend, maar deze aanvraag is afgewezen. De Raad oordeelt dat er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de financiële situatie van de appellant. De te beoordelen periode voor de aanvraag loopt van 13 juni 2016 tot en met 29 augustus 2016.

De appellant heeft verklaard dat hij in deze periode heeft geleefd van vrienden en kennissen, maar deze verklaring is niet voldoende onderbouwd. De bankafschriften van de appellant tonen verschillende stortingen en bijschrijvingen van derden, maar de appellant heeft geen objectieve en verifieerbare gegevens overgelegd over de herkomst van deze bedragen. De verklaringen van derden zijn niet concreet genoeg en missen de nodige onderbouwing.

Daarnaast heeft de appellant tegenstrijdige verklaringen afgelegd over bedragen die in mei en juni 2016 zijn bijgeschreven. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en is ondertekend door de griffier en de voorzitter van de kamer.

Uitspraak

18.2284 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 maart 2018, 17/2077 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het algemeen bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Laborijn (algemeen bestuur)
Datum uitspraak: 29 januari 2019
Zitting heeft: G.M.G. Hink
Griffier: L. Hagendijk
Appellant is, met bericht, niet ter zitting verschenen. Het algemeen bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G. Kelderman.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
De aanvraag om bijstand van appellant is terecht afgewezen, omdat onvoldoende duidelijkheid bestaat over de financiële situatie van appellant.
De te beoordelen periode loopt van 13 juni 2016 tot en met 29 augustus 2016.
Over de periode voorafgaand aan de aanvraag heeft appellant verklaard dat hij heeft geleefd van vrienden en kennissen. Deze verklaring is onvoldoende inzichtelijk gemaakt door appellant. Op de bankafschriften van appellant zijn in de periode voorafgaand aan de aanvraag verschillende stortingen en bijschrijvingen van derden te zien. Appellant heeft geen objectieve en verifieerbare gegevens overgelegd over de herkomst van deze gestorte en bijgeschreven bedragen. De overgelegde verklaringen van derden zijn onvoldoende concreet en niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. Daarbij komt dat appellant over de in mei en juni 2016 bijgeschreven bedragen afkomstig van [X.] tegenstrijdig heeft verklaard.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) L. Hagendijk (getekend) G.M.G. Hink

IJ