Uitspraak
17.1048 WIA
mr. M. Berkel, kantoorgenoot van mr. De la Parra, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H.M. Visser.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante had een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd, maar het Uwv had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht had op de uitkering. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging hiertegen in hoger beroep.
Appellante voerde aan dat haar psychische klachten, waaronder een psychotische persoonlijkheidsorganisatie en concentratieproblemen, niet goed waren ingeschat. Ze stelde dat haar behandeltraject zo ingrijpend was dat dit haar beschikbaarheid voor werk beïnvloedde. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de gronden van appellante in essentie een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een verdergaande urenbeperking in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat appellante op de datum in geding in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.