ECLI:NL:CRVB:2019:495
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toegenomen arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die eerder ziek was gemeld wegens knieklachten en later psychische klachten ontwikkelde, had in 2009 geen recht op een WIA-uitkering vastgesteld omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een nieuwe ziekmelding in 2012 en een hersteldverklaring in 2013, meldde appellant in 2015 toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het Uwv weigerde echter de WIA-uitkering, omdat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na de eerdere afwijzing was vastgesteld. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen toegenomen medische beperkingen waren bij appellant in de relevante periode. De Raad bevestigt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen zijn dat de beperkingen van appellant voor 31 augustus 2014 zijn toegenomen. De diagnose van een ernstige depressieve stoornis werd pas in januari 2015 gesteld, wat bevestigt dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid binnen de vijfjarige termijn was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de proceskosten af.