In deze zaak gaat het om de verlaging van de bijstand van appellant, die weigerde om in het kader van een werkstage op vrijdagmiddagen en zaterdagen te werken. Appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft aangegeven dat hij op vrijdagmiddagen de moskee bezoekt en op zaterdagen zorg heeft voor zijn minderjarige kinderen. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstand van appellant met 100% verlaagd, omdat hij niet voldeed aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze verlaging ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat de inbreuk op de godsdienstvrijheid en het recht op gezinsleven van appellant niet noodzakelijk is. De Raad stelt vast dat het college niet heeft aangetoond dat het noodzakelijk was om appellant op vrijdagmiddagen en zaterdagen te laten werken, terwijl er alternatieve mogelijkheden waren. De Raad concludeert dat appellant niet kan worden verweten dat hij niet volledig heeft meegewerkt aan de aangeboden re-integratievoorzieningen, omdat zijn weigering voortkwam uit gegronde redenen die verband houden met zijn geloofsovertuiging en gezinsleven.
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, herroept het besluit tot verlaging van de bijstand en veroordeelt het college in de proceskosten van appellant. De totale kosten voor rechtsbijstand worden begroot op € 2.048,-.