ECLI:NL:CRVB:2019:445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld op basis van de Ziektewet na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van de ziekengelduitkering van appellante op grond van de Ziektewet (ZW). Appellante, die zich op 21 oktober 2010 ziek had gemeld, had na afloop van de voorgeschreven wachttijd met ingang van 18 oktober 2012 geen recht meer op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geschikt was voor de functie van besteller (expresse) post/pakketten, ondanks haar klachten en beperkingen. De deskundige, L. Greveling-Fockens, heeft in haar rapporten geconcludeerd dat appellante op de relevante data geschikt was voor deze functie, waarbij zij rekening heeft gehouden met het medicijngebruik en de belasting van het in- en uitstappen van de bestelauto. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg bevestigd, waarin het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het deskundigenrapport niet te volgen, aangezien dit zorgvuldig en consistent was. De conclusie was dat appellante met ingang van 21 augustus 2015 geen recht meer had op ziekengeld op grond van de ZW, omdat zij de wachttijd van 104 weken niet had vervuld.