ECLI:NL:CRVB:2019:438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
17/5609 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens onvoldoende informatieverstrekking

Op 29 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 juli 2017. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijstand door het college van burgemeester en wethouders, die was gebaseerd op het niet verstrekken van voldoende informatie door de appellant. De appellant had op 27 juli 2015 bijstand aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen bij besluit van 25 september 2015. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 februari 2016. De Raad oordeelde dat de appellant niet alle door het college gevraagde informatie had verstrekt, waaronder afschriften van bankrekeningen en verklaringen over zijn financiële situatie. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. De Raad voegde hieraan toe dat de appellant met de informatie die hij wel had ingeleverd, niet in staat was om de geldstromen inzichtelijk te maken. De stelling van de appellant dat hij door lichamelijke en psychische klachten niet in staat was om in zijn levensonderhoud te voorzien, leidde niet tot een ander oordeel. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

17.5609 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 juli 2017, 16/2673 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van wethouders (college)
Datum uitspraak: 29 januari 2019
Zitting heeft: M. Schoneveld
Griffier: J.M.M. van Dalen
Partijen zijn niet ter zitting verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende
overwegingen.
Appellant heeft zich op 27 juli 2015 gemeld om bijstand aan te vragen. In geschil is de
afwijzing door het college van de aanvraag van appellant om bijstand bij besluit van
25 september 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 februari 2016 (bestreden
besluit). Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellant niet alle door het college
verzochte informatie heeft verstrekt, waardoor het recht op bijstand niet kan worden
vastgesteld. Het gaat daarbij om afschriften van bankrekeningen, verklaringen over stortingen
en bijschrijvingen op zijn bankrekeningen, een verklaring over de wijze waarop hij in zijn
levensonderhoud heeft voorzien en financiële informatie over de door hem gedreven
ondernemingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit
ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak - samengevat -
overwogen dat appellant de door het college verzochte informatie niet heeft verstrekt en dat
deze informatie over de financiële situatie van appellant essentieel is om het recht op bijstand
te kunnen vaststellen.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit oordeel
berust. Hij voegt daaraan nog toe dat het college bij het bestreden besluit terecht heeft
vastgesteld dat met wat appellant wel heeft ingeleverd, hij er niet in is geslaagd de
geldstromen inzichtelijk te maken. De beroepsgrond dat appellant voldoende informatie heeft
verstrekt om het recht op bijstand te kunnen vaststellen, zij het niet alle gevraagde informatie,
slaagt dan ook niet. De stelling van appellant dat hij door lichamelijke en psychische
klachten niet in staat is om in zijn levensonderhoud te voorzien, wat daarvan verder ook zij,
leidt niet tot een ander oordeel.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.M.M. van Dalen (getekend) M. Schoneveld
sg