ECLI:NL:CRVB:2019:4350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich ziek had gemeld met rugklachten, had een WGA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 100%. Later werd deze uitkering verlaagd naar 42,35% en uiteindelijk ingetrokken omdat het Uwv haar arbeidsongeschiktheid op 2 juni 2017 op minder dan 35% had vastgesteld. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere beoordelingen van het Uwv tegenspreekt. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante en dat het Uwv de beperkingen van appellante op de datum in geding niet heeft onderschat. Appellante heeft in hoger beroep geen overtuigende argumenten aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen, aangezien er geen twijfel bestaat aan het medische oordeel van het Uwv. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.