ECLI:NL:CRVB:2019:4338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die als magazijnmedewerker werkte, had zich op 19 mei 2014 ziek gemeld na een bedrijfsongeval. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat hij na een eerstejaars ZW-beoordeling geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn fysieke en psychische klachten door de artsen van het Uwv zijn onderschat en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn medicatiegebruik. De Raad heeft echter geoordeeld dat de medische stukken die in hoger beroep zijn ingediend geen nieuwe informatie bevatten die de eerdere beoordelingen van de artsen van het Uwv zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt zijn voor de appellant.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft vastgesteld die een andere beslissing rechtvaardigen.