ECLI:NL:CRVB:2019:4306

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
18/1353 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgvuldigheid van medisch onderzoek in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het ging om de beslissing van het Uwv dat appellant met ingang van 15 maart 2017 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De Centrale Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant zijn standpunt over een onzorgvuldig onderzoek niet had onderbouwd. De rechtbank had terecht geen reden om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant zoals vastgesteld door het Uwv.

Appellant had in hoger beroep onvoldoende medisch objectiveerbare informatie aangeleverd om te onderbouwen dat zijn psychische beperkingen waren onderschat. De Centrale Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding was om een deskundige in te schakelen, aangezien er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. De uitspraak bevestigde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat appellant in staat was zijn maatgevende arbeid als machine-operator te verrichten.

De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd in het openbaar uitgesproken en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, aangezien het hoger beroep niet slaagde.

Uitspraak

18.1353 ZW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 januari 2018, 17/1414 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 12 december 2019
Zitting heeft: mr. T. Dompeling, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: E. de Jong
Ter zitting zijn appellant en zijn gemachtigde niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 12 april 2017 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing van 8 maart 2017 gehandhaafd dat appellant met ingang van 15 maart 2017 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), omdat hij voldoende hersteld is om zijn maatgevende arbeid als machine-operator te verrichten.
Het oordeel van de rechtbank is juist.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Appellant heeft zijn standpunt dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek niet onderbouwd.
Appellant wordt niet gevolg in zijn standpunt dat sprake is van schending van het beginsel van equality of arms. Er is geen reden om aan te nemen dat appellant belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat zijn beperkingen zijn onderschat. Appellant heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om medische informatie in te dienen. Deze informatie was naar zijn aard geschikt om twijfel te zaaien aan het standpunt van de artsen van het Uwv. Niet gebleken is dat appellant hierbij belemmeringen heeft ervaren of dat medische informatie ontbreekt.
De rechtbank heeft terecht geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellant. Door appellant is ook in hoger beroep onvoldoende met medisch objectiveerbare informatie onderbouwd dat de psychische beperkingen van appellant zijn onderschat. Omdat de daarvoor benodigde twijfel aan de medische beoordeling ontbreekt, bestaat er geen aanleiding over te gaan tot inschakeling van een deskundige. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de appellant in staat moet worden geacht zijn maatgevende arbeid te verrichten.
Omdat het hoger beroep niet slaagt, is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E. Diele (getekend) mr. T. Dompeling