Uitspraak
18.59 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, die als schoonmaakster werkzaam was, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin haar aanvraag voor een loongerelateerde WGA-uitkering werd afgewezen. Appellante was uitgevallen door fysieke klachten en had een aanvraag ingediend op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzekeringsarts had haar belastbaarheid vastgesteld en op basis daarvan was de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 7,19%. Het Uwv had haar vervolgens een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met ingang van 11 januari 2017, omdat zij toen 47,89% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting heeft appellante haar standpunt herhaald dat het Uwv haar arbeidsongeschiktheidspercentage te laag had vastgesteld. Ze voerde aan dat haar beperkingen ernstiger waren dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) waren opgenomen. Het Uwv verweerde zich door te stellen dat de beoordeling van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige correct was en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere conclusies konden ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat haar belastbaarheid op een andere manier moest worden beoordeeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 december 2019.