ECLI:NL:CRVB:2019:4255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellant voor de functie van parkeercontroleur en de wachttijd voor uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft appellant die in beroep ging tegen beslissingen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over zijn recht op uitkeringen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende had aangetoond dat appellant met ingang van 21 maart 2017 in staat was om de functie van parkeercontroleur te vervullen. Appellant had geen nieuwe medische informatie ingediend die zou kunnen leiden tot een ander oordeel. De rechtbank oordeelde ook dat de wachttijd van 104 weken, die begon op 20 september 2016, niet was vervuld, waardoor appellant niet in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de beperkingen van appellant. De rechtbank had terecht geen reden gezien om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant, die was neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst. De hoger beroepen van appellant werden afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.