ECLI:NL:CRVB:2019:4254

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
18/1669 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Ziektewet na eerstejaars beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2018. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit van het Uwv hield in dat appellant met ingang van 25 september 2016 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet, na een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb). De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geen aanleiding gezien om anders te oordelen.

De rechtbank had in haar uitspraak de beroepsgronden van appellant voldoende besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Centrale Raad oordeelde dat het medisch onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze had gemotiveerd waarom er geen aanleiding was voor twijfel aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. Appellant had aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn depressieve klachten, oververmoeidheid, agressief gedrag, evenwichtsstoornissen en afwezigheid van structuur en initiatief, maar de Centrale Raad oordeelde dat hiervoor een medische objectivering ontbrak.

De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer de beslissing hebben ondertekend.

Uitspraak

18.1669 ZW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2018, 17/1829 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 12 december 2019
Zitting heeft: mr. T. Dompeling, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: E. de Jong
Ter zitting zijn verschenen: namens appellant mr. R. Kaya. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. I.M. Veringmeier.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 3 februari 2017 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing gehandhaafd dat appellant met ingang van 25 september 2016 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. Dat is de uitkomst van een zogenoemde eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb).
Er is geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant voldoende besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Ook heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 16 januari 2017 op inzichtelijke wijze heeft gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. Voor het standpunt van appellant dat het Uwv onvoldoende beperkingen heeft aangenomen voor zijn depressieve klachten, oververmoeidheid, agressief gedrag, evenwichtsstoornissen en afwezigheid van structuur en initiatief ontbreekt een medische objectivering. De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen van de aangevallen uitspraak worden onderschreven.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E. de Jong (getekend) mr. T. Dompeling