ECLI:NL:CRVB:2019:4249

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
17/5540 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in AOW-zaak

Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de Sociale verzekeringsbank (Svb) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De Svb had hoger beroep ingesteld, terwijl betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, een verweerschrift had ingediend en incidenteel hoger beroep had ingesteld. Tijdens de zitting op 7 november 2019 heeft de Svb het hoger beroep ingetrokken, evenals betrokkene het incidenteel hoger beroep. De zaak betrof een geschil over de redelijke termijn van de procedure, die met meer dan een jaar was overschreden. De rechtbank had de Svb al veroordeeld tot een schadevergoeding van € 1.000,- wegens deze overschrijding. De Centrale Raad van Beroep heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van een aanvullende schadevergoeding van € 500,- aan betrokkene, omdat de resterende overschrijding in de rechterlijke fase had plaatsgevonden. Daarnaast zijn de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 1.536,-, die de Svb moet vergoeden aan betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan.

Uitspraak

17/5540 AOW, 17/6884 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
5 juli 2017, 16/3036 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (Staat)
Datum uitspraak: 19 december 2019
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M.J. van Dam een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een zienswijze over het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2019. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M.T. Wickenhagen, mr. A. van der Weerd en mr. A. Marijnissen. Namens betrokkene is mr. Van Dam verschenen.
De Staat is als procespartij aangemerkt.
OVERWEGINGEN
1. Ter zitting van de Raad heeft de Svb het hoger beroep ingetrokken en heeft betrokkene het incidenteel hoger beroep ingetrokken, met een gelijktijdig verzoek om de Svb te veroordelen in de proceskosten en een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Redelijke termijn

2.1.
De redelijke termijn is voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze in beginsel niet overschreden als de procedure in haar geheel niet langer dan vier jaren heeft geduurd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar, de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar en de behandeling van het hoger beroep ten hoogste twee jaren duren, terwijl doorgaans geen sprake is van een te lange behandelduur in de rechterlijke fase in haar geheel als deze niet meer dan drie en een half jaar heeft geduurd.
2.2.
Voor dit geval betekent dit het volgende. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door de Svb op 12 november 2014 tot het moment van deze uitspraak zijn 5 jaar en ruim een maand verstreken. De redelijke termijn is daarom met een jaar en ruim een maand overschreden. Aan betrokkene komt in verband hiermee een schadevergoeding toe van in totaal € 1.500,-. De rechtbank heeft de Svb al veroordeeld tot een schadevergoeding van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dit leidt ertoe dat aan betrokkene nu nog een schadevergoeding toekomt van € 500,-. De Staat wordt veroordeeld tot betaling aan betrokkene van dit bedrag, omdat de resterende overschrijding in de rechterlijke fase heeft plaatsgevonden.

Proceskosten

3. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak de Svb reeds veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, zodat slechts de proceskosten in hoger beroep voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Deze worden vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De kosten worden begroot op € 1.536,- (1 punt voor het indienen van een verweerschrift, 1 punt voor het indienen van het incidenteel hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan betrokkene van een vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 500,-;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.536,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van E.D de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2019.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) E.D. de Jong