Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de Sociale verzekeringsbank (Svb) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De Svb had hoger beroep ingesteld, terwijl betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, een verweerschrift had ingediend en incidenteel hoger beroep had ingesteld. Tijdens de zitting op 7 november 2019 heeft de Svb het hoger beroep ingetrokken, evenals betrokkene het incidenteel hoger beroep. De zaak betrof een geschil over de redelijke termijn van de procedure, die met meer dan een jaar was overschreden. De rechtbank had de Svb al veroordeeld tot een schadevergoeding van € 1.000,- wegens deze overschrijding. De Centrale Raad van Beroep heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van een aanvullende schadevergoeding van € 500,- aan betrokkene, omdat de resterende overschrijding in de rechterlijke fase had plaatsgevonden. Daarnaast zijn de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 1.536,-, die de Svb moet vergoeden aan betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan.