ECLI:NL:CRVB:2019:4200

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
19/147 WUV-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot fatale termijn voor indiening van beroepsgronden

Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/147 WUV-V. Deze uitspraak betreft een verzet dat door appellante is ingediend tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. De appellante, woonachtig in Australië, had verzet aangetekend omdat zij ten tijde van het indienen van de gronden een hartoperatie had ondergaan, waardoor zij niet in staat was om tijdig de gronden van het beroep in te dienen.

De Raad heeft het verzet behandeld op 7 november 2019, maar beide partijen zijn niet verschenen. In de overwegingen van de Raad werd gesteld dat de eerdere uitspraak berustte op het feit dat de gronden van het beroep niet waren ingediend en dat redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim was geweest. De Raad heeft vastgesteld dat de in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde termijn als een fatale termijn moet worden aangemerkt. De omstandigheden die appellante aanvoerde, waaronder haar hartoperatie, werden niet als voldoende bewijs gezien om aan te tonen dat zij gedurende de gehele termijn niet in staat was om de gronden in te dienen.

De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij niet in verzuim was en verklaarde het verzet ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter H. Lagas, in aanwezigheid van griffier L.R. Daman, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 december 2019
19/147 WUV-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Australië (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 4 juli 2019 heeft de Raad het beroep van appellante tegen het besluit van verweerder van 21 september 2018 niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 november 2019. Beide partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 4 juli 2019 berust op de overwegingen dat de gronden van het beroep niet zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet geeft appellante te kennen dat zij ten tijde van het indienen van de gronden een hartoperatie heeft ondergaan en dat zij om die reden niet in staat was tijdig de gronden van het beroep in te dienen.
De Raad is van oordeel dat in verzet geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Volgens vaste rechtspraak dient de in artikel 6:6 van de Awb genoemde termijn te worden aangemerkt als een fatale termijn. De door appellante genoemde omstandigheden maken dit niet anders. Appellante heeft niet met bewijsstukken onderbouwd dat zij gedurende de gehele termijn voor indiening van de gronden niet in staat was om de gronden van het beroep in te dienen. Het had op de weg van appellante gelegen om een derde in te schakelen om haar belangen te behartigen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van L.R. Daman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2019.
(getekend) H. Lagas
(getekend) L.R. Daman

VC