ECLI:NL:CRVB:2019:4198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische beoordeling
Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 18 december 2015 ziek meldde met klachten van het carpaal tunnel syndroom (CTS). Het Uwv beëindigde de uitkering per 7 januari 2017, omdat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) correct was vastgesteld en dat de geselecteerde functies voor hem geschikt waren. Hij bracht nieuwe medische gegevens in, maar de Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak werd gedaan door E.W. Akkerman, met C.M. van de Ven als griffier.