ECLI:NL:CRVB:2019:4195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag loongerelateerde uitkering op grond van de Wet WIA wegens onvoldoende mate van arbeidsongeschiktheid
Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet WIA. De aanvraag was afgewezen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per 23 november 2015 minder dan 35% was. Appellant had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen, maar na beëindiging van deze uitkering heeft hij een aanvraag voor de WIA ingediend. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen, wat door appellant werd bestreden. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslag was voor de afwijzing van de WIA-uitkering. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben zorgvuldig onderzoek verricht en de beperkingen van appellant goed in kaart gebracht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn klachten ernstiger zijn dan vastgesteld, maar de Raad heeft deze argumenten niet overtuigend geacht. De FML van appellant is in overeenstemming met zijn beperkingen en de geselecteerde functies zijn passend voor hem.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 december 2019.