ECLI:NL:CRVB:2019:4187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische toestand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, die als commercieel technisch adviseur werkte, had zich ziek gemeld en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een beoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat hij niet meer geschikt was voor zijn laatst verrichte werk, maar dat hij wel belastbaar was voor andere functies. Het Uwv weigerde echter een WIA-uitkering toe te kennen, omdat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe ziekmelding en een beëindiging van de ZW-uitkering, heeft de rechtbank het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe medische feiten waren die een verslechtering van de toestand van de appellant konden onderbouwen. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn cardiale toestand was verslechterd en dat hij meer fysieke klachten ervoer. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen aanleiding was om de eerdere conclusies te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de appellant geschikt was voor de eerder geselecteerde functies en dat er geen objectieve medische redenen waren om aan te nemen dat zijn belastbaarheid was verslechterd.