ECLI:NL:CRVB:2019:4141
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering met vaststelling van het terugvorderingsbedrag
Op 18 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/5929 WW. De zaak betreft een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de herziening en terugvordering van haar WW-uitkering. Het Uwv had de uitkering van appellante over de periode van 1 oktober 2014 tot en met 30 augustus 2015 herzien en een terugvorderingsbedrag van € 1.286,94 vastgesteld. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv.
In hoger beroep heeft de Raad de zaak beoordeeld, waarbij het geschil zich beperkte tot de vraag of het terugvorderingsbedrag correct was vastgesteld. De Raad volgde de toelichting van het Uwv over de berekening van het terugvorderingsbedrag en concludeerde dat het bedrag van € 1.286,94 niet in stand kon blijven. De Raad heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het terugvorderingsbedrag vastgesteld op € 658,49 bruto. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 275,30 bedroegen.
De uitspraak benadrukt dat verzoeken om kwijtschelding van terugvorderingsbedragen niet in het kader van het hoger beroep kunnen worden behandeld, maar in een aparte procedure moeten worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier W.M. Swinkels, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2019.