Uitspraak
19.2549 WIA
OVERWEGINGEN
.
BESLISSING
in totaal € 174,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die eerder een WGA-uitkering ontving, betwistte de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Hij voerde aan dat zijn psychische en lichamelijke klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant afdoende had besproken en overtuigend had gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was voor twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel. De Raad constateerde dat appellant zijn standpunt in hoger beroep niet had onderbouwd met nieuwe medische gegevens. Wel werd vastgesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid had gewijzigd van 47,50% naar 50,25%, wat gevolgen had voor de rechtspositie van appellant. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van het Uwv en stelde de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 50,25%. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.560,- bedroegen.